RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN
Reactie Raad voor Vergunningsbetwistingen naar aanleiding van het arrest van het Europees Hof van Justitie van 25 juni 2020
De Raad voor Vergunningsbetwistingen heeft kennisgenomen van het arrest van het Europees Hof van Justitie van 25 juni 2020 in de zaak C-24/19. Het Hof heeft met het arrest een antwoord gegeven op de door de Raad voor Vergunningsbetwistingen op 4 december 2018 gestelde prejudiciële vragen over de plan-mer-plicht van milieuregelgeving.
De prejudiciële vragen hadden niet enkel betrekking op afdeling 5.20.6 Vlarem II, maar ook op de Omzendbrief EME/2006/01-RO/2006/02. Er werd bij het Hof ook gepeild naar de eventuele mogelijkheid om de rechtsgevolgen te handhaven van reglementaire akten of van de individuele vergunnings-beslissingen. In de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0351-A, die aanleiding gaf tot het stellen van de prejudiciële vragen, wordt de vernietiging gevorderd van een stedenbouwkundige vergunning voor de oprichting van vijf windturbines.
De Raad voor Vergunningsbetwistingen onderzoekt momenteel de procedurele impact van het arrest van het Europees Hof van Justitie voor zover relevant op de bij de Raad nog hangende en in reeds beraad genomen dossiers met een gelijkaardig voorwerp. De Raad zal de partijen in deze dossiers ten spoedigste in kennis stellen van zijn bevindingen en de eventuele gevolgen voor het verdere verloop van de betrokken procedures.
Mede in het licht van de nog altijd geldende COVID-19-restricties, maar ook om de werking van de griffie van de Raad niet nodeloos te verstoren, vraagt de Raad alle betrokken partijen uitdrukkelijk om niet proactief over te gaan tot het indienen van (aanvullende) nota’s. De Raad acht het wel aangewezen dat de betrokken partijen zo mogelijk aanwezig of vertegenwoordigd zijn op de zittingen waarop vermelde dossiers zullen worden behandeld.
Contactpersoon Eddy Storms (Eerste Voorzitter DBRC) - 0475 /70 64 23
Twitter @DBRC_Vlaanderen