RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN
Onteigeningskamer (12de kamer) - Vorderingen tot vernietiging van het definitief onteigeningsbesluit kaderend in de realisatie van het bedrijventerrein ‘Siezegemkouter’
Op 30 april 2018 heeft het AUTONOOM GEMEENTEBEDRIJF STADSONTWIKKELING AALST een definitief onteigeningsbesluit genomen, kaderend in de realisatie van het bedrijventerrein ‘Siezegemkouter’.
Met zijn arresten van 23 juli 2019 in de zaken met rolnummers 1718-RvVb-0720-A, 1718-RvVb-0746-A en 1718-RvVb-0754-A verwerpt de Raad de vordering tot vernietiging.
- In de zaken met rolnummer 1718-RvVb-720-A, en 1718-RvVb-0746-A wordt geoordeeld dat de rechtsmacht van de Raad om kennis te nemen van het beroep weggevallen is omdat de verzoekende partijen inmiddels in onteigening werden gedagvaard voor het bevoegde vredegerecht. De Raad wijst, ter staving van de interpretatie van het Onteigeningsdecreet in die zin onder meer op de memorie van toelichting bij dat decreet en het advies van de Raad van State bij het voorontwerp van dat decreet.
- In de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0754-A wordt geoordeeld dat de Raad onbevoegd is om de vernietiging van een onteigeningsmachtigingsbesluit uit te spreken. Dit sluit evenwel niet uit dat de gebeurlijke onwettigheid van dat besluit de onwettigheid van het definitief onteigeningsbesluit met zich kan meebrengen. Verder verwerpt de Raad de vordering tot vernietiging van het definitief onteigeningsbesluit bij gebrek aan belang in hoofde van de verzoekende partijen. Door het lichten van een aankoopoptie door de tweede tussenkomende partij, zoals vastgesteld bij authentieke notariële akte, vervalt het eigendomsrecht waarop de eerste verzoekende partij zich beroept ter staving van haar belang bij de vordering. Het opgeworpen belang van de tweede verzoekende partij wordt als te hypothetisch aangemerkt. De verzoekende partijen maken niet aannemelijk dat het definitief onteigeningsbesluit voor hen grievend is.
In de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0728-A heropent de Raad met een tussenarrest van 23 juli 2019 de debatten. Het belang van de eerste en tweede verzoekende partij wordt aanvaard maar beperkt tot beloop van een restperceel waar zij nog eigenaar van zijn. Het opgeworpen belang van de derde verzoekende partij wordt als te hypothetisch aangemerkt. Deze maakt niet aannemelijk dat het definitief onteigeningsbesluit voor haar grievend is. De partijen, andere dan de derde verzoekende partij, worden uitgenodigd om ten gronde standpunt in te nemen over een ambtshalve middel. Dit middel wordt geput uit de mogelijke afwezigheid van een afdoende gemotiveerde onteigeningsnoodzaak gelet op de, reeds op datum van het definitief onteigeningbesluit, geldende aankoopoptie in hoofde van de tweede tussenkomende partij die instaat voor de (zelf)realisatie van het bedrijventerrein in kwestie, samen met de verwerende partij.
Contactpersoon Eddy Storms (Eerste Voorzitter DBRC) 0475 /70 64 23
Arresten