RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN
De Raad voor Vergunningsbetwistingen vernietigt de weigering van een omgevingsvergunning voor de wijziging en verbouwing van een aantal vergunde kamers te Gent. In die weigeringsbeslissing wordt de strijdigheid vastgesteld met diverse bepalingen van het doorheen de tijd gewijzigd Algemeen Bouwreglement van de stad Gent (ABR-Gent)
Op 14 mei 2020 weigert de provincie Oost-Vlaanderen een omgevingsvergunning voor de wijziging en verbouwing van een aantal vergunde kamers. Deze weigeringsbeslissing steunt in essentie op een vastgestelde strijdigheid met diverse bepalingen van het doorheen de tijd gewijzigd Algemeen Bouwreglement van de stad Gent (ABR-Gent).
De Raad stelt vast dat het ABR-Gent vorm kreeg onder de doorwerking van een onvolkomen omzetting van de richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (SMB-richtlijn) in titel IV van het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (cf. HvJ 7 december 2006, Commissie/België, nr. C-54/06, Jur, 2006, I, 127). Als gevolg van die incorrecte omzetting ressorteren de direct werkende bepalingen van die richtlijn uitwerking sinds de uiterlijke omzettingsdatum: 21 juli 2004. De eerste formele voorbereidende handeling met betrekking tot het ABR-Gent, in zijn oorspronkelijke versie, dateert van voor die datum.
Het voorgaande (temporeel) aspect van de beoordeling door de Raad belet niet dat het ABR-Gent wel een ‘plan of programma’ is in de zin van artikel 2. a van diezelfde richtlijn. Uit die vaststelling en de concrete (temporele) doorwerking van artikel 3 SMB-richtlijn vloeit voort dat aan navolgende wijzigingen wel verplichtingen inzake milieueffectenbeoordeling kleven. De Raad stelt vervolgens concreet vast dat aan de voor het dossier relevante wijzigingen van het ABR-Gent geen screening dan wel milieueffectenbeoordeling voorafging. Die wijzigingen zijn dus onwettig vanuit het oogpunt van de SMB-richtlijn, wat een buiten toepassing verklaring (artikel 159 Grondwet) noodzaakt. Aan de bestreden vergunningsweigering zelf, waarin getoetst wordt aan de met die wijzigingen ingevoegde dan wel gewijzigde voorschriften, kleeft dus evenzeer een onwettigheid.
De Raad vernietigt de bestreden weigeringsbeslissing en beveelt de provincie Oost-Vlaanderen om hierover een nieuwe beslissing te nemen binnen een termijn van drie maanden. Het komt het bevoegd vergunningverlenend bestuur daarbij toe, gevolg te geven aan het voorliggende arrest waarin de voor het dossier relevante wijzigingen aan het ABR-Gent buiten toepassing worden verklaard.
Contactpersoon |
Eddy Storms (Eerste Voorzitter) 0475 70 64 23 |
Arrest |
|
@DBRC_Vlaanderen |